Het ontstaan van familienamen
Veel mensen verkeren in de veronderstelling dat het voeren van een achternaam een uitvinding zou zijn van de Fransen ten tijde van Napoleon. Bij het invoeren van de Burgelijke Stand rond 1800 zou het Franse gezag de achternamen hebben ingevoerd. Dit berust echter op een wijdverbreid en hardnekkig misverstand. Achternamen bestonden al eeuwen vóórdat Napoleon hier ten tonele verscheen, maar was toen geheel vrijwillig en vrijblijvend. De verdienste van de Fransen is geweest, dat zij de Burgelijke Stand hebben ingevoerd en het dragen van een achternaam of familienaam verplicht stelden. Tot dan toe had wel praktisch iedereen een achternaam, maar dat was vrijblijvend en men kon, als men wilde, een andere naam kiezen. De Fransen bepaalden dat voortaan de naam in het geboorteregister moest worden vastgelegd en erfelijk werd. Daarom geldt ook thans nog de inschrijving in het geboorteregister als de enig juiste naam en de enig juiste schrijfwijze. Verderop zullen wij zien, dat door vergissingen bij het inschrijven in het geboorteregister van de Burgelijke Stand afwijkingen in familienamen (en ook in vóórnamen) kunnen ontstaan. Deze afwijkingen gaan dan officieel een eigen leven leiden en kunnen naderhand niet zonder meer worden gewijzigd.
De weinigen die bij de invoering van de Burgelijke Stand nog geen vaste achternaam hadden, moesten er eentje kiezen. Sommigen lieten zich uit protest of zo maar voor de gein registreren onder een buitenissige of ludieke naam zoals Naaktgeboren of als Nooitgedacht, Dekwaadsteniet of zelfs als Sul, Sukkel, Griezel of nog erger als Zak, Tietjes, Poepjes of Pik. Zij hebben zich kennelijk niet gerealiseerd dat zij ook hun nazaten met zo'n naam opzadelden!
Vanaf het begin van onze jaartelling tot aan de middeleeuwen was er aan achternamen in principe geen behoefte. Men leefde in kleine gemeenschappen, en één naam, de vóórnaam, was voldoende om de mensen onderling van elkaar te onderscheiden. Als er dan toch een nader onderscheid gemaakt moest worden, behielp men zich met een aanvulling op de vóórnaam, die, aanvankelijk, verwees naar de naam van één van de ouders, en langzamerhand ook naar herkomst, karakter of geestelijke en lichamelijke eigenschappen zoals de Grote, de Goede, de Korte, de Dikke, of de Kale. Voorbeelden hiervan vinden wij in de geschiedenisboeken o.a. Karel de Grote, Karel de Kale, Philips de Goede, Lodewijk de Heilige enz. Deze benamingen waren vooral in zwang in de kringen van de adel. De adel gebruikte ook veel de telvolgorde zoals Willem l, Willem II, Willem III enz. of zoals in Frankrijk Lodewijk I tot en met Lodewijk XVII. Dit gebruik is tot in onze tijd speciaal in de RK Kerk blijven voortbestaan. Er zullen, vooral buiten de RK Kerk, weinig mensen zijn die weten wie Karol Wojtyla is. Onder de naam paus Joannes Paulus II geniet zijn naam echter wereldbekendheid. De naam Angelo Roncalli zal voor de meeste mensen eveneens onbekend zijn. Maar onder de naam paus Johannes XXIII werd hij mateloos populair bij katholiek en niet katholiek door zijn eenvoudig, vriendelijk en bovenal zeer menselijk optreden.
Voor de gewone mensen in de kleine leefgemeenschappen bleef echter een verwijzing naar de vader, moeder, woonomgeving of plaats van herkomst meestal voldoende. Iedereen in zo'n kleine gemeenschap wist exact wie dan bedoeld werd. Toch ontwikkelde zich, waarschijnlijk onder druk van niet- plaatselijke maar regionale behoeften, de gewoonte om een vaste familienaam aan te nemen, die niet alleen de persoon zelf, doch tevens de familieband aanduidde. Zo ongeveer tussen 1400 en 1500 begonnen zich de achternamen te ontwikkelen. Opmerkelijk genoeg nam het gebied Zuid- Limburg en omstreken hierin het voortouw. Omstreeks 1500 had praktisch iedereen in dit gebied een min of meer vaste familienaam die overgenomen werd door de directe nakomelingen. De gunstige ligging van dit gebied met betrekking tot de handel en verkeer zal hieraan wel niet vreemd zijn. Langs de handelsroutes over land en het water die ons gebied van noord naar zuid en van oost naar west doorsneden (zie hoofdstuk "Het land van onze voorouders: een stukje streekgeschiedenis), ontwikkelden zich al gauw gebruiken en gewoonten uit "vreemde" landen zoals het Walenland, en de Duitse landen en de Donaulanden. In midden -en Noord- Limburg, alsmede in Brabant en de boven- Moerdijkse gebieden ontstond dit gebruik in elk geval iets later. Het aanmeten van een vaste erfelijke familienaam was echter nog niet verplicht. Er was nog geen goed functionerende wettelijke overheid die dit kon afdwingen of er zelfs maar aan dacht dit af te dwingen. De mensen ontwikkelden zelf de namen die in het gebruik effectief genoeg waren om de een van de ander te onderscheiden, of om aan te duiden tot welke familiegroep iemand behoorde.